text to 73
‘all’s well’ heb ik geschreven in de zomer en herfst van 2012. Een aantal factoren in mijn leven waren ingrijpend veranderd. Zo zat ik door het verlies van mijn baan na 18 jaar werk plotseling de hele dag thuis. Ik heb de hele zomer van 2012 doorgebracht achter de piano, de computer, in de tuin. Ik heb veel gesnoeid, gewerkt aan mijn rozenstruiken, gekeken naar de vlinders. Ik heb zitten werken in de keuken met naast mij op tafel vlindervleugels die ik in de tuin vond. Teken van grote schoonheid en tevens van zeer grote vergangkelijkheid. Ik kocht een pijp en ging weer pijproken, voor het eerst sinds mijn 21e. Het was het leven waar ik lang van droomde, in alle rust en stilte gewijd aan mijn werk, omringd door schoonheid en kleine genoegens. Ik werkte vaak in de avond en de nacht, overdag werkend in de tuin. Ik keek tussendoor films van Anotonioni, van Joris Ivens, van Wim Wenders. Ik las een boek over Orson Welles.
De rituelen van mijn vrije leven kwamen in ‘all’s well’ terecht. Alles cirkelend rond de toon a. Een terugkerend gegeven in mijn werken. In 1990 maakte ik voor het eerst een werk rond de toon a: ‘arena 7’ voor orgel. In 1996 kwam daarop een vervolg: ‘alles is daar wit’ voor altviool, koperblazers, piano en orgel. Nu ben ik nog een stap verder gegaan. In 1990 betekende de centrale a de persoon van God. Een intern orgelpunt waaromheen alles draaide. Soms twijfel ik of ik dat nog geloof, maar ik wil het wel graag geloven. De vlindervleugels naast mij op tafel wijzen toch zeker in die richting: wie anders dan een denkend creatief wezen kan zoiets bedenken? Natuurlijk denk ik nu meer dan ooit na over deze kwestie. een onwankelbaar geloof is een voorrecht van de jeugd, maar hoe dichter men het eindpunt nadert, des te urgenter de vraag wordt. Waar ben ik over 50 jaar? Waar en bij wie? Het zijn de vragen die mij werkelijk bezig houden. Niet de economische mailaise, ook al verloor ik daardoor mijn baan en maak ik me zoals veel mensen zorgen over inkomsten in de toekomst, toch wil ik me niet laten domineren door die vragen, die mij en anderen naar beneden trekken. Ik kijk liever omhoog, ik wil me bezig houden met de dingen die er werkelijk toe doen. En ik denk dat het eigenlijk heel goed gaat met ons. Of laat ik zeggen: het gaat zo goed met je als je zelf toelaat.